Elke zondag zal ik proberen de schriftlezingen uit de Rooms Katholieke Kerk van die dag uit te leggen op de wijze waarop ik ze begrepen heb. Dit is niet bedoeld als preek, of zoals het tegenwoordig genoemd wordt een homilie, maar enkel als uitleg. Van geen enkele Kerk heb ik toestemming gekregen om te preken, daarom mag mijn Schriftuitlegging ook geen preek genoemd worden. Maar toch meen ik de vrijheid te hebben om mijn begrijpen van de schrifttekst wereldkundig te maken. Natuurlijk hoeft u het niet eens te zijn met mijn uitleg. Elk mens is uniek. Zoals het licht de verschillende vormen ook verschillend terugkaatst, zo begrijpt elk mens de Schrift op een andere wijze, heeft een ander bevattingsvermogen. U begrijpt de Schrift misschien wel beter, of minder goed dan ik. Wat ik opschrijf is mijn eigen begrijpen. U mag er uw voordeel mee doen, of u eraan ergeren (liever niet, is slecht voor uw hart), of een totaal verschillende mening hebben. Begrijp mijn schrijven zoals het u behaagt.
Schriftteksten:.
Eerste lezing Numeri 11, 25-29
In die dagen daalde de Heer neer in een wolk, sprak tot Mozes, en legde een deel van de geest die op Mozes rustte, op de zeventig oudsten. En toen de geest op hen rustte, profeteerden zij, maar later hebben zij dat niet meer gedaan. Nu waren er twee mannen in het kamp gebleven. De één heette Eldad, de ander Medad. Ook op hen rustte de geest - zij stonden op de lijst, al waren zij niet naar de tent gegaan -, en zij profeteerden in het kamp. Een jongen ging het ijlings aan Mozes vertellen, en zei: ‘Eldad en Medad zijn aan het profeteren in het kamp’. Jozua, de zoon van Nun, die reeds als jongeman in dienst van Mozes gekomen was, zei daarop tot Mozes: ‘Mijn heer, dat moet u hun verbieden’. Mozes zei hem: ‘Waarom komt u voor mij op? Ik zou willen dat heel het volk van de Heer profeteerde, en dat de Heer zijn geest op hen legde’.
Tweede lezing Jacobus 5, 1-6
Broeders en zusters, gij die rijk zijt: weent en jammert om de rampen die over u komen. Uw rijkdom is verrot, uw mooie kleren zijn door motten aangetast, uw goud en zilver is verroest. Die roest zal tegen u getuigen en als een vuur uw vlees verteren. Schatten hebt gij verzameld, terwijl het de laatste dagen zijn. Hoort, het loon dat gij hebt onthouden aan de arbeiders die uw velden hebben gemaaid roept luid, en de kreten van uw oogsters zijn doorgedrongen tot de oren van de Heer der heerscharen. Gij hebt op aarde gezwelgd en gebrast, gij hebt u vetgemest voor de dag van de slachting. Gij hebt de rechtvaardige gevonnist en vermoord; hij heeft geen verweer tegen u.
Evangelielezing Marcus 9, 38-43.45.47-48
In die tijd zei Johannes tot Jezus: ‘Meester, we hebben iemand die ons niet volgt in uw naam duivels zien uitdrijven, en we hebben getracht het hem te beletten omdat hij geen volgeling van ons was’. Maar Jezus zei: ‘Belet het hem niet, want iemand die een wonder doet in mijn naam zal niet zo grif ongunstig over Mij spreken, Wie niet tegen ons is, is voor ons. Als iemand u een beker water te drinken geeft omdat gij van Christus zijt, voorwaar Ik zeg u: zijn loon zal hem zeker niet ontgaan. Maar als iemand één van deze kleinen die geloven, aanleiding tot zonde geeft, het zou beter voor hem zijn als men hem een molensteen om de hals deed en in zee wierp. Dreigt uw hand u aanleiding tot zonde te geven, hak ze af; het is beter voor u verminkt het leven binnen te gaan dan in het bezit van twee handen in de hel te komen, in het onblusbare vuur. Het is beter voor u kreupel het leven binnen te gaan dan in het bezit van twee voeten in de hel te worden geworpen. Het is beter voor u met één oog het rijk Gods binnen te gaan dan in het bezit van twee ogen in de hel te worden geworpen, waar hun worm niet sterft en het vuur niet gedoofd wordt’.
Het thema van deze zondag is: ‘Neem je verantwoordelijkheid!. Neem je verantwoordelijkheid ten opzichte van elke medemens naaste op je, om diegene die hulp nodig hebben te helpen. De hulp aan een naaste heeft niets met rijkdom, of het gebrek eraan, te maken. Ieder mens kan, als hij dit wil, een ander mens wel helpen. Waar hij staat moet u ook zij lezen, lees dit naar uw eigen geslacht. Neem bijvoorbeeld een moeder. Die zal haar pasgeboren kindje, ja ook haar kleine kinderen, altijd helpen met van alles wat die kinderen nog niet zelf kunnen. Dit geldt natuurlijk ook voor de vader, alhoewel hij hen niet heeft gebaard, maar enkel verwekt. Dit is overigens niet alleen een menselijke eigenschap, want heel veel diersoorten voeden hun jongen ook op, tot dat die groot genoeg zijn om voor zichzelf te zorgen. Maar mensen doen dit ook en vaak niet alleen bij hun eigen kinderen of familieleden, maar ook voor volstrekt vreemde mensen. Want wij mensen zijn door God geschapen om Zijn kinderen te worden, maar wel uit geheel eigen vrije wil. En, omdat God voor al Zijn schepselen zorgt en daarom zeker voor alle mensen, wil God dat ook wij mensen onze medemensen helpen en geen kwaad zullen doen. Als bijvoorbeeld kinderen jong hun ouders verliezen, dan kunnen zij zichzelf nog niet redden en dan dienen andere, volwassen mensen, hun verantwoordelijkheid te nemen en hen te gaan verzorgen. En, wanneer een volwassen mens hulp nodig heeft, vraag dan niet om een beloning, maar laat de dankbaarheid voor de geboden hulp die beloning zijn, waar die hulp ook uit bestaat. Dat zijn de daden van naastenliefde, die God graag ziet. Zet uw egoïsme opzij en doe wat goed is voor een ander mens. En zelfs het aan iemand die dorst heeft geven van een glas water zal niet onbeloond blijven, van God uit. Maar het is daarvoor wel nodig om uw verantwoordelijkheid voor het welzijn van een medemens, een naaste op te nemen en de naaste, met wat dan ook te helpen. Natuurlijk vraagt God aan geen mens iet onmogelijks. Wie, behalve een luisterend oor en getoonde medeleven, materieel niets heeft, kan ook een naaste, die in materiële nood verkeerd, onmogelijk daaruit helpen. Maar alles wat u voor een naaste, uit liefde kunt doen – en dat is vaak meer dan u zelf denkt – doe dat dan ook. Want geloof in God is een geloof van daden volgens de Leer en de Geboden van God. Geloof zonder daden is dood; maar door het doen van goede daden voor elke medemens, waarmee u in aanraking komt, is een daad voor God gedaan; ongeacht of u of de mens in nood God erkent of herkend of niet. Daarom hoeft er geen onderscheid gemaakt te worden tussen een oprechte volgeling van God in Jezus Christus, of een hardnekkige duivelsaanbidder; elke mens in nood is hulp waard! Immers ook duivelsaanbidder – of mensen die elke geestelijke macht loochenen – zijn geroepen om een kind van God te worden en daarna te zijn. Alleen de waanideeën waar zij in geloven, verhinderen het kindschap van God. Daar zijn zij zelf schuldig aan, vooral als hen God wel is geopenbaard, maar zij, uit eigen vrije wil, weigeren daar geloof aan te schenken. De gevolgen zijn dan wel voor henzelf. Maar dat hoeft niemand te beletten, als zij in nood zijn, om een helpende hand uit te steken, vanuit de eigen verantwoordelijkheid. Daarom neem je verantwoordelijkheid en help ieder mens, die hulp nodig heeft, ook al denkt hij heel anders over dingen en personen, als dat u zelf doet. Want wie een ander helpt, omdat ook hij geroepen is een kind van God te worden en te zijn, diens hulp wordt door God opgenomen als voor Hem gedaan. God is Liefde en de basis van elk leven is, omdat het van God komt, liefde. Wie daarom iets liefdevol doet voor een ander, die doet iets liefdevol voor God Zelf! Vooral als dat liefdevolle een ander mens betreft. Daarom houd op met een ander mens te verketteren, alsof die ander een zeer slecht mens is, een duivel op Aarde. Laat dat oordeel over aan God, die ieder mens beter kent dan dat de mens zichzelf kent. Want God weet waarom een mens handelt, zoals hij doet. Maar wij mensen zien hooguit de daden – enkele daden, lang niet allemaal – maar God weet voor elke daad precies waarom. Laat daarom het oordeel over de medemensen, de naasten varen en vraag u alleen af wat u voor, ook deze naasten, kan doen en laat de rest aan God over. Neem nu de lezing van vandaag over de zeventig mannen die profeteerden. Er waren ook twee mannen in het kamp achter gebleven, die ook mochten profeteren. Een jongen kwam over hen klikken bij Mozes. Jozua vond dat dit deze mannen verboden moest worden. Maar Mozes – die werkelijk een man Gods was – weigerde dit en sprak zijn wens uit dat iedereen zo door God zou worden begunstigd, dat iedereen kon profeteren. Mozes wenst daarmee iedereen het allerbeste toe; namelijk een goede relatie met God. En zo zouden eigenlijk alle mensen dienen te handelen, dan was onze Aarde één groot paradijs. In het kader van je eigen verantwoordelijkheid nemen, schreef Jacobus een waarschuwing aan de rijke mensen, die weigerden om, hoewel zij het gemakkelijk konden, hun medemensen, hun naasten goed te doen. Zij waren rijk op Aarde, maar beseften niet, of wilden niet beseffen, dat hun rijkdom weg was bij hun lichamelijke dood. Want in het hiernamaals geldt mar één waarde en dat is de liefde voor God en voor de naasten. Alle aardse rijkdom en eer of positie is verdwenen. We zich wentelt in aardse rijkdom, maar geen verantwoordelijkheid neem voor diegenen, die hulp nodig hebben, maar onthouden wordt, die heeft geen liefde in zich en komt daarom straatarm aan in het hiernamaals. Wat veel verschrikkelijker is dan aardse armoede, omdat hier op Aarde allerlei hulpmiddelen ter beschikking staan, maar in het hiernamaals enkel wat in de mens is. En ja, God komt elke mensenziel wel te hulp, maar alleen als de mensenziel zelf om hulp aan God vraagt; want anders zou ook Gods hulp tegen de vrije wil van de mens in gaan. In het evangelie van vandaag lezen wij de uitspraak van Jezus: ‘Wie niet tegen ons is, is voor ons’. Daarom is elke mens, die geen volgeling van Jezus Christus is, maar Zijn Leer ook niet verwerpt, voor Christus. Vooral als hij, gedreven door zijn naastenliefde, goed doet aan andere mensen. Een dwaalleer kan die mens afhouden van het geloof in God in Jezus Christus, maar zijn daden bewijzen dat hij wel Gods Wil doet. Zo’n mens, die nog wel van zijn heidense opvattingen moet worden bevrijd, komt niet zo arm aan in het hiernamaals, als een rijke zwelger, die elke liefde voor zijn medemensen, zijn naasten mist. Wie, ongeacht welk geloof hij heeft, een ander met dorst, ook maar een beker water geeft om zijn dorst te lessen, zal zijn beloning vanuit God niet mislopen. Natuurlijk geldt dat ook voor iemand, die een hongerige medemens, naaste voed. Er staat ook iets over zelfverminking in dit evangelie, maar dat is zuiver geestelijk bedoeld. Het gaat om de zonden, waar mensen aan hangen; neem daarvan afstand en begaan ze niet meer. Bij God kunt u altijd hulp vinden om zelfs de meest erge zonden te overwinnen. Dan hakt u af, wat u belemmert om een kind van God te worden en te zijn. Doet u dat, dan zult u na uw lichamelijke dood een hemel op u zien wachten. Wellicht ook de woning van onze Vader, God in Jezus Christus, het hemelse Jeruzalem. Laten wij daarom vanaf heden leven als daadwerkelijke christenen en ervoor bidden dat wij elkaar daar allemaal mogen aantreffen.
Amen.
Cor Huizer.