Religie

Schriftuitleg van zondag 25 februari 2024.

Inleiding:

Elke zondag zal ik proberen de schriftlezingen uit de Rooms Katholieke Kerk van die dag uit te leggen op de wijze waarop ik ze begrepen heb. Dit is niet bedoeld als preek, of zoals het tegenwoordig genoemd wordt een homilie, maar enkel als uitleg. Van geen enkele Kerk heb ik toestemming gekregen om te preken, daarom mag mijn Schriftuitlegging ook geen preek genoemd worden. Maar toch meen ik de vrijheid te hebben om mijn begrijpen van de schrifttekst wereldkundig te maken. Natuurlijk hoeft u het niet eens te zijn met mijn uitleg. Elk mens is uniek. Zoals het licht de verschillende vormen ook verschillend terugkaatst, zo begrijpt elk mens de Schrift op een andere wijze, heeft een ander bevattingsvermogen. U begrijpt de Schrift misschien wel beter, of minder goed dan ik. Wat ik opschrijf is mijn eigen begrijpen. U mag er uw voordeel mee doen, of u eraan ergeren (liever niet, is slecht voor uw hart), of een totaal verschillende mening hebben. Begrijp mijn schrijven zoals het u behaagt.

Schriftteksten:.


Eerste lezing Genesis 22, 1-2.9a.10-13.15-18

In die dagen gebeurde het dat God Abraham op de proef stelde. Hij zei tot hem: ‘Abraham’. En hij antwoordde: ‘Hier ben ik’. Hij zei: ‘Ga met Isaac, uw enige zoon, die gij lief hebt, naar het land van de Moria, en draag hem daar, op de berg die Ik u zal aanwijzen, als brandoffer op’. Toen zij de plaats bereikt hadden die God hun had aangewezen, bouwde Abraham daar een altaar, stapelde er het hout op, bond zijn zoon Isaac vast, en legde hem op het altaar, boven op het hout. Toen Abraham echter zijn hand uitstak naar het mes om daarmee zijn zoon de keel af te snijden, riep de engel van de Heer hem van uit de hemel toe: ‘Abraham, Abraham!’. En hij antwoordde: ‘Hier ben ik’. Hij zei: ‘Raak de jongen met geen vinger aan, en doe hem niets! Ik weet nu dat gij God vreest, want gij hebt Mij uw enige zoon niet willen onthouden’. Abraham keek om zich heen, en bemerkte een ram die met zijn horens in het struikgewas vastzat. Hij greep de ram, en droeg die als brandoffer op in plaats van zijn zoon. Toen riep de engel van de Heer voor de tweede maal uit de hemel tot Abraham, en zei: ‘Bij mijzelf heb Ik gezworen - spreekt de Heer - omdat gij dit gedaan hebt, en Mij uw eigen zoon niet hebt onthouden, daarom zal Ik u overvloedig zege­nen, en uw nakomelingen talrijker maken dan de sterren aan de hemel en de zandkorrels op het strand van de zee. Uw nakomelingen zullen de poort van hun vijand bezit­ten. Door uw nakomelingen komt zegen over alle volken van de aarde, omdat gij naar Mij hebt geluisterd’.


Tweede lezing Romeinen 8, 31b-34

Broeders en zusters, indien God vóór ons is, wie zal dan tegen ons zijn? Hij heeft zelfs zijn eigen Zoon niet ge­spaard: voor ons allen heeft hij Hem overgeleverd. En zou Hij ons na zulk een gave ook niet al het andere schenken? Wie zal Gods uitverkorenen aanklagen? God die rechtvaar­digt? Wie zal hen veroordelen? Christus Jezus misschien, die gestorven is, meer nog, die is opgewekt en die, gezeten aan Gods rechterhand, onze zaak bepleit?


Evangelielezing Marcus 9, 2-1

In die tijd nam Jezus Petrus, Jacobus en Johannes met zich mee en bracht hen boven op een hoge berg waar zij geheel alleen waren. Hij werd voor hun ogen van gedaante veran­derd: zijn kleed werd glanzend en zo wit als geen bleker ter wereld maken kan. Elia verscheen hun samen met Mozes en zij onderhielden zich met Jezus. Petrus nam het woord en zei tot Jezus: ‘Rabbi, het is goed dat we hier zijn. Laten we drie tenten bouwen, één voor U, één voor Mozes en één voor Elia’. Hij wist niet goed wat hij zei, want ze waren allen geheel verbluft. Een wolk kwam hen overschaduwen en uit die wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn Zoon, de wel­beminde, luistert naar Hem’. Toen ze rondkeken, zagen ze plotseling niemand anders bij hen dan alleen Jezus. Onder het afdalen van de berg verbood Jezus hun aan iemand te vertellen wat ze gezien hadden, voordat de Mensenzoon uit de doden zou zijn opgestaan. Zij hielden het inderdaad voor zich, al vroegen zij zich onder elkaar af wat dat op­staan uit de doden mocht betekenen.

Uitleg:

Het thema van deze tweede zondag van de vasten is: ‘De hemelse Messias’. Messias betekent verlosser. De enige echte Messias, dus Verlosser van de mensheid, is de hemelse Messias, God in Jezus Christus.  Er is geen ander die, ons mensen, kan verlossen van de geestelijke dood van onze ziel, dan God, die bij ons op Aarde heeft geleefd als de Mens Jezus Christus. Alleen door Zijn Leer en Geboden te doen in ons leven, kunnen wij eeuwig leven bij God, onze Vader. En wel, indien wij Hem gehoorzamen en Zijn Leer en Geboden zoveel als ons mogelijk is, doen, als ware kinderen van God. Want zie, wij mensen hier op Aarde zijn geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Wij zijn voorbestemd om kinderen van God te worden en daarna te zijn. Maar of wij kinderen van God worden, of dat wij schepselen blijven is geheel afhankelijk of wij God als onze Vader willen en daarom op Hem gaan lijken in doen en laten. Daarom lig onze eeuwige toekomst geheel in onze eigen handen, of liever gezegd in onze eigen vrije wil. Geen mens kan Gods kind worden zonder Gods hulp. Zoals geen mensenkind zichzelf kan ontwikkelen zonder de steun van zijn aardse ouders, of hun plaatsvervangers. Elk kind heeft leiding en begeleiding, kortom opvoeding nodig. Wij komen het stadium van dierlijk leven niet en nooit te boven, zonder de liefde en opvoeding van onze ouders. Door in eerste instantie te leren om te gehoorzamen. Deze opvoeding is niet alleen menselijk; hogere diersoorten voeden hun kinderen, als zij klein zijn, ook op. Maar het grote verschil is wel dat God niet, zoals bij dieren, hun grenzen in hun soort beperkt door Gods Almacht, maar ons helpt opvoeden door Gods Liefde. Daarom hebben dieren, althans de hogere diersoorten, weliswaar een zeer beperkte vrije wil, maar wij mensen een absoluut vrije wil. Natuurlijk kunnen wij onze vrije wil ook aan Satan verkopen voor goud. Dat staat voor een aanhangen van geschapen dingen, in plaats van aan de geestelijke zaken, die ons een kind van God kunnen maken. Wie denkt dat aardse rijkdom hem gelukkig maakt, die maakt een fatale vergissing. Waar hem staat moet u ook haar  lezen, lees dit naar uw eigen geslacht. Liefde voor God en voor de medemensen, de naasten, maakt een mens gelukkig, geen aardse goederen. Want het enige van waarde, die een mens na zijn lichamelijke dood behoud, is de liefde. Aardse goederen, hoe veel of hoe weinig dan ook, blijft achter op Aarde bij zijn erfgenamen. Maar de liefde voor God en voor de naasten vormt, in het hiernamaals, de enige rijkdom van de mensenziel. Daarom is het voor ieder mens het beste om geen waarde te hechten aan aardse goederen, maar wel aan geestelijke goederen, die enkel door de liefde voor anderen verkregen kunnen worden. Want aardse goederen, hoe nodig dan ook voor ons aardse leven, hebben geen eeuwigheidswaarden. Geestelijke goederen, hebben hun waarde tot in het oneindige. Wat betekent het voor de rijkdom van een mens; zichzelf volhangen met goud en edelstenen, maar een hart hebben van diamant, ten opzichte van de nood van andere mensen, of op Aarde leven met veel minder aardse goederen, en een hart vol liefde hebben voor God en de naasten, een rijkdom die nooit zal vergaan? Wie is dan uiteindelijk rijker? Iemand die op Aarde als een Dagobert Duck zwemt in zijn geld, of iemand die weinig te besteden heeft op Aarde, maar in het hiernamaals prima verzorgt is in een hemel? Ik ben van mening de laatste! En zeker, wij mensen worden op Aarde door God beproeft waar onze liefde echt naar uit gaat. Is dat in liefde naar God en naar onze naasten, dan zal God ons na onze aardse gevangenschap in het lichaam, belonen met een oneindig durend leven in de hemel. Is dat voor de aardse goederen en rijkdom; dan lopen wij mensen de kans dat wij helemaal niets meenemen naar het hiernamaals en daar dan ook straatarm aankomen. En voor wie hebben wij dan geschraapt en gespaard op Aarde? Voor de erfgenamen! Daarom wees gul bij het ondersteunen van hen, die hulp nodig hebben en maak u niet druk of u voldoende nalaat aan uw erfgenamen, die kunnen meestal prima voor zichzelf zorgen. In een wereld, zoals die nu spoedig zal komen bij de wederkomst van Jezus Christus, komt niemand tekort, die echt niet voor zichzelf kan zorgen. Ook in onze huidige wereld weet God in Jezus Christus al de zijnen van voldoende te voorzien, om te kunnen leven; maar niet en nooit voor hun aangeboren hebzucht. Nog slechts enkele jaren – nog voor 2030 – en deze wereld, waarin wij nu leven, is voorgoed verdwenen. Daar komt een aards paradijs voor in de plaats, waar wij mensen in liefde met elkaar omgaan. Dat wij mensen soms zwaar door God op de proef worden gesteld, kan Abraham over mee praten. Abraham had twee zonen; één van een slavin, die geen wettelijke zoon van hem was en één door God gegeven aan zijn wettelijke vrouw, die reeds oud was. Welnu, God vroeg aan Abraham om Hem zijn wettelijke zoon, Isaac , aan Hem, God, te offeren. En Abraham gehoorzaamde! Ongetwijfeld met heel veel verdriet. Maar God liet door een engel zijn hand tegen houden en, in plaats van Isaac, offerde Abraham een door God voorziene ram. Als beloning zou Abraham nakomelingen krijgen zoveel als sterren aan de hemel en zandkorrels op het strand. Maar let wel; wat God beloofde zijn geestelijke nakomelingen, niet noodzakelijk lichamelijke nakomelingen; want God gaat het altijd om het geestelijke, het lichamelijke is slechts een tussenfase, die niet en nooit de eindbestemming kan zijn. Zoals Paulus terecht schreef heeft God, die wel Isaac spaarde voor Abraham, niet Zijn eigen Zoon gespaard; maar die is door mensen smadelijk vermoord op een kruis. En nu regeert Hij over de oneindigheid als God. Want Jezus Christus moest vrijwillig Zijn aardse leven afstaan, om ons mensen te redden van de eeuwige geestelijke dood, maar daarna verenigde God Zich met Hem als Zijn inwonende Geest. Daardoor is de geschapen Mens, naar lichaam en ziel, onverbrekelijk verenigd met de ongeschapen Geest, die God is. Jezus Christus is daarom volledig God en volledig Mens; dat was Hij reeds op Aarde, maar na Zijn dood op het kruis, nu voorgoed en zonder einde. En dat Hij God is, bewees Hij reeds tijdens Zijn leven op Aarde. Niet alleen vanwege de vele wonderen, die Hij deed – en waarvan slechts een kleine selectie in de Bijbel terecht is gekomen –  want Zijn Leer en Geboden zijn veel belangrijker dan deze wonderen – maar ook door Zijn gedaanteverandering op een berg. Daarmee immers bewees Hij aan drie van Zijn apostelen dat Hij niet alleen Mens was, maar God Zelf. Dat zij hun mond moesten houden totdat Hij uit de doden was verrezen, ligt voor de hand; immers als dit bekend was geworden, dan het waarschijnlijk dat het volk van Israël nimmer had toegelaten dat Hij, voor hen en voor ons, op het kruis was gestorven, wat een noodzakelijke actie was om de macht van Satan over ons mensen te breken, zodat de mensen van goede wil – die God willen gehoorzamen – gemakkelijker de hemel konden bereiken. Want hierdoor brak Hij ook de straf van Adam en Eva, dat geen mens naar de hemel, waar God woont, kon opstijgen. Nu gelukkig wel! Daarom, voor zover nodig, bekeert u tot God in Jezus Christus, door Zijn Leer en Geboden te gaan doen. Dan wacht voor u met zekerheid een hemel op u, als u uw lichaam heeft verlaten door de lichamelijke dood. Wellicht ook de woning van onze Vader, God in Jezus Christus, het hemelse Jeruzalem. Laten wij daarom vanaf heden leven als daadwerkelijke christenen en ervoor bidden dat wij elkaar ons daar mogen aantreffen.

Amen.

 Cor Huizer.









© Cor Huizer 2024
Ontwerp en hosting Maartens automatisering